A la recherche du temps perdu bestaat uit zeven delen en telt zo’n 3000 pagina’s.
Combray, het eerste boek van De kant van Swann (het eerste deel), start met Marcel die tussen slapen en waken terugdenkt aan een traumatische jeugdervaring: als er bezoek was kreeg hij geen nachtzoen van zijn moeder. Zijn familie bracht de zomers door bij een oudtante in het Normandische dorp Combray. Daar zit de kleine Marcel tussen ouders, grootouders, oudtantes en een intrigerende buurman: Swann, een trouwe bezoeker die in hoge kringen blijkt te verkeren en van wie niemand het fijne weet.
Ik moet er een beetje inkomen. Gelukkig is daar het beeldverhaal van Stephane Heuet, waarin pagina’s lang over het schemergebied tussen slapen en waken vrolijk worden ingekort. Een verademing. Ik lees steeds eerst een stuk vertaling van Moncrieff en dan de ‘samenvatting’ van Heuet. Zo kom ik een heel eind.